





Dorpsgedicht: Tussen Keienspellers en Dommelboarzen

Hé zwalkende man in het rood, geel en blauw
Waar kom je vandaan, vertel me eens gauw
Ik kom uit een plaats waar ze spelen met keien
In een dorp dat kijkt naar koeien die schijten
Er zijn prinsen in mantels en vrouwen met mutsen
Er zijn mensen die lachen en drinken en kussen
Wat heb je gezien, mijn geel-blauwe vrouw
Oh vertel me nu snel, vertel me nu gauw
Ik zag een dorp waar drank stroomt als water
Een Dommel van bier die stroomt door de straten
Met boarzen en vlaggen en hoppende bollekes
Met zingende zwaaiende stuiterende snollekes
Wanneer kom je weer terug, mijn grootogig kind?
Wanneer kom je weer terug, door regen en wind?
Ik blijf hier nog even een paar dagen wat hangen
Ik blijf hier nog even een paar dagen wat knallen
Ik speel en ik drink en ik zwier heel gezwind
Ik zing en het lijkt of ik mezelf hervind
Dus geef me nog even, ik word weer geboren
Dus geef me nog even, het begint weer van voren